Een paradoxale titel? Interessant! We gaan beide wetten nader verkennen
De wet van behoud van incompetentie
Eerder[i] heb ik betoogd dat er in bedrijven vooral gekloond wordt. Leiders zoeken ondergeschikten en opvolgers die op hen lijken, waar zij zich goed bij voelen. Het gevolg is dat sommige eigenschappen in de leiding worden versterkt, ze worden tot cultuurgoed. Bepaalde eigenschappen en gedrag worden steeds sterker van aard.[ii]
Wanneer eigenschappen door een proces van cultuurvorming worden versterkt in combinatie met kloongedrag kan dat een problemen geven. Dat is het geval wanneer er incompetentie op één of meerdere vlakken in een cultuur is binnengeslopen. Ook die eigenschappen versterken namelijk zichzelf.
Leiders zijn meestal erg overtuigd van zichzelf. Zonder een bepaalde mate van narcisme zijn ze wellicht niet eens geschikt als leider. Leiders ontmoeten door hun positie steeds minder weerwoord, tenzij ze dat zelf actief organiseren. Leiders krijgen geen feedback op hun manco´s. Een slechte eigenschap wordt dus niet aangekaart. Een niet benoemde slechte eigenschap wordt niet bestreden. Langzaamaan wordt ze deel van de cultuur. Afwijkend gedrag wordt niet gewaardeerd in een cultuur. De niet bestreden eigenschap wordt cultuur, een negatieve en niet bestreden eigenschap wordt norm. Incompetentie wordt cultuur. De incompetentie wordt niet meer als contraproductief geïdentificeerd, maar via de positieve bekrachtiging van de organisatiecultuur zelfs voorzien van een aureooltje. Als de leider zichzelf kloont gaan er geen alarmbellen meer rinkelen. Er komen immers alleen maar nieuwe helden binnen die lijken op de inmiddels tot rolmodel gepromoveerde eerste held.
Incompetentie in de top van organisaties blijft, wanneer ze er eenmaal is doorgedrongen, behouden.
Dat is de wet van behoud van incompetentie. Het is een wet waaraan heel veel organisaties leiden. Ze hebben een blinde vlek ontwikkeld voor één of meerdere zwakke eigenschappen. Stoere managers komen met sweeping statements die absoluut niet meer passen bij de leiderschapskwaliteiten die een organisatie werkelijk in een stroomversnelling kunnen brengen.
Intermezzo
De wet van behoud van incompetentie is een wet. Dus blijft de incompetentie eeuwig voortbestaan. Toch?
Nee, incompetentie komt voor de val. Dat is de tweede wet van de incompetentie. De wet van de val van incompetentie.
De wet van de val van incompetentie
Niet competent geleide bedrijven kunnen heel lang heel redelijk doordraaien. Zit het economisch klimaat een beetje mee, is er weinig concurrentie, dan kan een incompetent geleide firma heel lang voortbestaan.
Wanneer een markt in recessie raakt of er opeens serieuze concurrentie ontstaat, dan krijgt elk bedrijf het moeilijk. Een incompetent geleide firma krijgt het heel moeilijk. Zo´n bedrijf raakt in crisis. Het valt en met het bedrijf valt de incompetentie.
Of het bedrijf, want soms gebeurt dat, overleeft. Als het overleeft dan is dat doorgaans alleen doordat allerlei normen en waarden worden herijkt, doorgaans ook omdat er een andere leiding komt met andere eigenschappen. Een bedrijf in crisis kent, als het overleeft, altijd een verandering van de organisatiecultuur. Of dat nu gestuurd en bewust veranderd is of vanzelf ontstaat omdat oude normen en waarden overduidelijk op de wip zijn komen te staan en het bedrijf noodgedwongen een nieuwe lijn moet vinden is in mijn ogen beide mogelijk. Ook in dat geval valt dus de incompetentie. Incompetentie is altijd eindig.
Incompetentie in de top van bedrijven komt altijd voor de val bij extreme veranderingen in de omgeving, dit doordat het bedrijf bankroet gaat of doordat van buiten drastisch wordt ingegrepen in de top.
Dat is de wet van de val van incompetentie. Ontstaat er een crisis dan valt ook de incompetentie. Omdat incompetentie de crisis versnelt heeft de wet van behoud van incompetentie soms weer een kortere levensduur dan je zou verwachten op basis van de kracht van organisatieculturen.
Lipno nad Vltavou, 18 augustus 2003
[ii] Zie ook mijn inleidende artikel over organisatiecultuur: Organisatiecultuur.