Dit brengt ons bij het morele dilemma dat in dit artikel
nader wordt uitgewerkt. In een nadere beschouwing worden de fenomenen bezieling,
producten en moraliteit onderzocht. In de conclusies wordt bekeken wat dit voor
het leiderschap betekent.
Bezieling, producten en moraliteit
Mensen leggen hun bezieling vooral in de manier waarop zij
hun taken vervullen. In veel mindere mate leggen zij bezieling in het
eindproduct.
Er zijn natuurlijk beroepen waarin beiden in grote mate samen vallen. Het is
bijvoorbeeld niet goed voorstelbaar dat een kunstenaar geen bezieling in zijn
kunstwerken zou stoppen. Hetzelfde geldt voor doktoren en anderen waarbij het
“product” ontstaat in rechtstreeks contact met de patiënt en waarbij de
kwaliteit van het eindproduct bepaald wordt door de wijze waarop de
beroepsbeoefenaar dat contact onderhoudt. De term product voor de eindresultaten
van het werk van deze beroepsgroepen is in mijn ogen erg krampachtig. Als we hun
activiteiten niet als product benoemen vallen ze om terminologische redenen al
enigszins buiten de scope van dit stuk. De belangrijkste reden om hen in dit
artikel niet in beschouwing te nemen is echter dat het hier vooral om groepen
gaat die geen leiding krijgen of zelfs maar blieven. Zij zijn daarmee voor dit
artikel, hoe sneu dat ook is, niet relevant.
De morele component van producten
De kwaliteit van het eindproduct staat dus voor de te
beschouwen groepen los van bezieling. Doordat eindproduct en bezieling los van
elkaar staan is een mens in staat mee te werken aan de realisatie van producten
die hij zelf nooit zou kopen.
Waar de bezieling ligt in de wijze waarop mensen hun werk verrichten en waar
bepaalde definities van kwaliteit los staan van omschrijvingen van het
eindproduct wordt de kwaliteit van het eindproduct een irrelevant gegeven.
Iemand kan al zijn energie en creativiteit stoppen in het verkopen van een
drankje, terwijl hij het spul zelf niet lust.
Hier komt een ethische component om de hoek gekropen. Is het erg dat je een
product verkoopt dat je zelf nooit zou willen kopen? Bij allerlei alledaagse
producten heb ik de neiging om hier volmondig “nee” op te zeggen, “nee,
dat is niet erg.” Maar wanneer het product niet alledaags is, neem een wapen,
hoe ligt dat dan? Hoewel ik voor mijzelf in de wapenhandel geen plaats zie neig
ik ernaar ook hier in eerste instantie “nee” te zeggen. De geschiedenis
heeft uitgewezen dat wapens een noodzakelijk kwaad zijn. Wapens zijn een middel
om de zwakkere tegen de sterkere te beschermen, een middel om een wijze van
samenleven die wij voor goed houden te verdedigen. Wapens zijn nodig. Het
ontwikkelen, maken en verhandelen van wapens kan daarom niet absoluut immoreel
zijn. Maar, als de wapens worden gemaakt en verkocht aan partijen die zwakkeren
er juist hard mee onderdrukken, die wapens inzetten tegen weerlozen of om
gewaardeerde democratieën te gronde te richten? Daar ligt een grens. Waar een
ieder deze grens legt zal verschillen, maar er is een grens.
Aan producten, en dus aan het eindresultaat van ieders activiteiten, zit een
morele component.
Legitimiteit en doel
Het zijn de leiders die een doel legitimiteit verschaffen.
Leiders zoeken legitimiteit. Zij moeten hun doelen legitimiteit verschaffen. Als
hun doelen legitimiteit ontberen, dan ontberen ook zijzelf legitimiteit. Elias
Canetti zegt in Masse und Macht: “Ob man in Wirklichtkeit selber der Angreifer
is onder nicht, immer wird man die Fiktion zu schaffen suchen, dass man bedroht
wird.”[ii]
Het is mogelijk een vijand te schilderen in groepen mensen
die nooit vijand waren. Ik moord, de ander heeft het gedaan. Mij treft geen
blaam, ik ben onschuldig. Ik moest me wel verdedigen. Mijn aanval is geen
aanval, maar een verdediging. Mijn verdediging is legitiem. Ik ben legitiem,
want ik verdedig “ons”.
Allemaal drogredeneringen, maar effectieve. De mens is het meest rationele wezen
dat er bestaat, maar massa´s zijn zelden op rationele overwegingen te
betrappen. Voor de massa zijn drogredenen afdoende reden om tot tomeloze daden
te komen.
Als het doel door de leider is gesteld wordt de morele
scheidslijn ver opgerekt. Heel gewone mensen zijn in staat “grootse” daden
te verrichten. Juist de brave, gezagsgetrouwe huisvaders zijn dan de raderen die
het onvoorstelbare in werking stellen. In de zwartste dagen van de mensheid
werden er in een land in oorlog ongelooflijk veel mensen en middelen ingezet om
de interne “vijand” te bestrijden. En hoe! De massavernietiging van de joden
in Nazi-Duitsland kent zijn gelijke niet. Uit alle uithoeken van Europa deden
tallozen hun best de treinen te laten rijden. Er werden complete steden
opgebouwd met houten barakken als bouwblokken. Er werden ingenieuze systemen
bedacht om zoveel mogelijk mensen in zo kort mogelijke tijd om het leven te
brengen. Op allerlei manieren werden mensen gedood. Zonder kogels te verspillen.
Die waren nodig aan het front. De douches van Auschwitz vormden de zieke kroon
op het werk. Met Zyklon-B werden mensen niet gedoucht, maar vergast.
Aan alles was gedacht. Paniek kostte tijd, en dat deed de productie geen goed.
Paniek moest worden voorkomen. Niet uit humane overwegingen, maar omdat het niet
paste binnen het doel.
Om cynisch van te worden. Inderdaad, zware paragrafen voor
een artikel over leiderschap. Waarom dan toch in dit stuk opgenomen? Het
antwoord volgt.
Arbeidsmotivatie en immorele doelen
Mensen kunnen bevrediging halen uit hun werk, ook als dat
werk een volslagen immoreel doel dient. De daders worden steevast als beesten en
onmensen of erger (kan dat?) afgeschilderd. Onterecht. Het waren mensen uit ons
midden. Hele gewone mensen. Het eindresultaat was in hun ogen legitiem, er is
slechts een minimale legitimiteit nodig om mensen te overtuigen, helaas. Daders
als beesten afschilderen is bevredigend. Het onvoorstelbare wordt er enigszins
mee gecompenseerd, misschien? Maar het brengt ons niet dichter bij begrip. Het
bagatelliseert zelfs het kwaad enigszins. Kan je van een onmens anders
verwachten dan onmenselijk gedrag?
Het waren gewone mensen. Mensen die hun arbeidsmotivatie vonden in het werk, die
daar alle eer in legden. De meeste mensen zouden meegewerkt hebben.
Moraliteit en leiderschap
Canetti stelt: “Der “freie” Mensch ist nur der, der
es verstanden hat, Befehlen auszuweichen, und nicht jener, der sich erst nachträglich
von ihnen befreit.”[iii]
Canetti legt hiermee de bal bij de medewerker. Die moet vrij genoeg
zijn om onheil te voorkomen. De leidinggevenden zijn doorgaans beter opgeleid en
zouden zich ook rationeler moeten gedragen. Daardoor ligt er naar mijn mening
een zware verantwoordelijkheid bij hen.
Dat is ook de reden waarom ik de voorgaande passages heb opgenomen. Ik besef dat
die tekst het extreme behandelt. Er is echter geen reden om aan te nemen, dat
het bij het minder extreme anders gaat. Integendeel, over Auschwitz is het
achteraf gemakkelijk oordelen. Auschwitz
was fout, fout, fout. Daar ligt geen ethisch vraagstuk meer. Vanuit onze
luie stoel kunnen we een helder oordeel vellen. Juist omdat het extreem ligt.
Bij alledaagse zaken ligt dat anders. Medewerkers kunnen “goed” of
“fout” vaak nauwelijks beoordelen. Leidinggevenden misschien iets meer.
Leiders moeten weten dat zij door hun kracht ook zaken los kunnen maken die over
de schreef gaan. Bij die leiders ligt een zware ethische verantwoordelijkheid.
Het zijn vooral de leiders die het in hun macht (!) hebben doelen te stellen en
eindproducten te kiezen, te realiseren en te verkopen. Zij hebben het in hun
macht, zij kunnen het ook voorkomen. Zij maken de keuze. En daarom zijn het de
leiders van wie een sterk ethisch bewustzijn moet worden geëist.
Een leider is leider omdat hij over bijzondere vaardigheden beschikt. Hij is in
staat doelen legitimiteit te verschaffen. Hij kan mensen motiveren hun werk zo
te verrichten dat zijn doelen realiseerbaar worden. Hij maakt de keuze, hij
bepaalt het verloop. Hij is verantwoordelijk. Ook ethisch!
Succes en kwaliteit
Ethiek en esthetiek zijn vaak analoog te behandelen. Omdat
de kwaliteit van het eindproduct los staat van de bezieling kunnen mensen vol
bezieling waardeloze producten verkopen. In de populaire muziekindustrie wordt
bijvoorbeeld veel bloedarmoede succesrijk verkocht. Volstrekt onoriginele,
fantasieloze en slecht uitgevoerde nummers kunnen met een goede marketing
uitstekend worden verkocht. Er is sprake van verpulpisering. Succes is volstrekt
los komen te staan van kwaliteit. En toch kan een succesvol product niet
volledig alle kwaliteit worden ontzegd.
Bezieling ligt meer in de te verrichten activiteiten dan in het eindproduct.
Daar schuilt een ethische vraagstuk achter. Mensen zijn in staat vreselijke
producten te maken. Mijn constatering dat bij mensen bezieling voor het
eindproduct ontbreekt, roept een ethische vraag op. Mag iemand aan een product
werken waar hij geen bezieling voor voelt?
Eerder concludeerde ik dat het niet erg is aan een product te werken waarvoor je
zelf geen bezieling ervaart. Het vormt ook welhaast een onmogelijke droom dat
iedereen zou mogen werken aan producten die hem bezielen. Met dat criterium voor
een job zouden vrijwel alle Nederlanders werkloos zijn. Een schrale troost
wellicht, maar voor velen is het werken aan producten waar zijzelf geen
bezieling voor op kunnen brengen de dagelijkse werkelijkheid.
Toch mag je verwachten dat mensen een kwaliteitsgrens trekken.
Ook van leiders mag je toch eigenlijk wel verwachten dat zij een kwaliteitsgrens
trekken. Of spreek ik hiermee een archaïsch wensbeeld uit. Moet ik hier op mijn
eigen woorden terugkeren. Moet ik stellen dat succes ook een vorm van kwaliteit
is en het daarbij laten?
Bergschenhoek, mei - juli 2001
Volgend
artikel