|
Home Aanbevolen:
| ActueelDe ManagementmytheTaylor en Fayol waren zwendelaars. Ansoff miste het vermogen om zijn eigen onzin te doorzien. De excellentgoeroes base(e)r(d)en hun bevindingen op los zand. Matthew Stewart legt het in De managementmythe allemaal bloot. Afwisselend beschrijft Stewart eigen ervaringen en voert hij zijn theoretisch betoog. Hij weerlegt een aantal van de meest gevolgde managementtheorieën. Hierna een doorzichtje in een aantal van Stewart's bevindingen. Frederick Winslow Taylor Taylor is de grondlegger van het scientific
management. Heel lang werd zijn werk als wetenschappelijk ervaren en werden zijn
bevindingen als waar aangenomen. Later is bij nader onderzoek gebleken dat
Taylor zijn gegevens ernstig manipuleerde, zijn observaties waren irrelevant,
zijn experimenten niet representatief en onhoudbaar. Zo extrapoleerde hij een
maximale productiviteit van een meting over een korte tijdseenheid naar een
volledige werkdag. Hij besefte dat dat niet helemaal juist was, dus corrigeerde
hij deze met 40%. Welk motief aan die 40% ten grondslag lag, dat bleef volkomen
onduidelijk. Zijn onderzoeken waren niet objectief. En ook niet productief. De
kosten die Taylor en zijn medewerkers voor Bethlehem (waar hij zijn onderzoeken
deed) vertegenwoordigden stonden niet in verhouding tot de (vermeende)
besparingen. Zo veel leverde zijn wetenschappelijke benadering en zijn scheiding
van doen en denken niet op. De productiviteitsverhoging die Taylor promootte en
waarmee hij zoveel succes had was marginaal. Zijn succes bestond dan ook niet
uit gerealiseerde productiviteitsverhogingen, maar vooral uit de lucratieve
lezingen die hij overal mocht geven. Succes voor hemzelf dus. De nalatenschap van Taylor is een overwaardering voor "harde" data. Zijn aandacht ging eenzijdig uit naar doelmatigheid, alsof er geen andere zaken zijn waar managers zich druk om zouden moeten maken. Zijn idee dat er een meetlat is die allesbepalend is voor de beoordeling van een bedrijf, zijn idee dat planning en uitvoering niet door één klasse van personen kon worden uitgevoerd, het is allemaal op los zand en onjuiste ideeën en observaties gebaseerd. Elton Mayo Mayo is bekend van de experimenten met verlichtingsniveaus bij Hawthorne. Het heet dat de productiviteit (daar hebben we hem weer) steeg wanneer het licht sterker werd. Maar, ook wanneer het licht weer zwakker werd. Zie je, was de conclusie, aandacht alleen leidt tot meer productiviteit! Wat niet zo bekend is, dat is dat deze
experimenten al drie jaar gaande waren voor Mayo bij Hawthorne verscheen. Wat
vrijwel nooit vermeld wordt is dat de groep waarmee werd geëxperimenteerd meer
loon en betere voorzieningen en arbeidsomstandigheden kreeg dan de mensen in de
gewone fabriekshal. Mayo's gehele theorie beruste op een onwetenschappelijke interpretatie van een ondeugdelijk en betekenisloos experiment. Douglas McGregor Douglas McGregor is bekend van de Theorie X
en Theorie Y. De basis van McGregor's werk is dat van Mayo. McGregor's inzichten zijn terug te redeneren tot het feit dat mensen jou doorgaans vriendelijk behandelen als jij ook hen vriendelijk behandelt. Je oogst wat je zaait, zo heet dat. Dat is echter een inzicht zo oud als de mensheid en zeker geen wetenschappelijke vondst. Strategie Algemeen gesteld definieert Stewart "strategie" als "vooruitdenken". Heerlijk verfrissend! Meer is het misschien ook niet. Vanuit zijn eigen ervaring als consultant memoreert Stewart een strategische sessie binnen zijn bedrijf. Dat bedrijf zou zich richten op financiële... enz. In de praktijk deden zich andere kansen voor, kwam de strategische klant niet om advies vragen en werden kantoren geopend op plaatsen die niets te maken hadden met de strategie. Keuzes kwamen bijvoorbeeld tot stand doordat iemand (een partner) graag op een bepaalde plaats wilde wonen of omdat er lucratieve opdrachtgevers in de buurt kantoor hielden. De strategie werd aangepast aan de werkelijkheid. Een nieuwe klant in een niet voorzien segment leidde tot de toevoeging van een nieuw segment aan de marketingmix. En zo gaat het waarschijnlijk bij ieder gezond bedrijf. Ansoff Igor Ansoff geldt als grondlegger van de
strategische planning. Stewart brengt al Ansoff's ideeën terug tot de zin
"Denk heel goed na over wat je wilt doen en doe het dan." Aan de ene
kant ontluisterend, aan de andere kant: niets mis mee! Stewart toont aan dat Ansoff's ideaal van een geplande wereld veel weg had van de planeconomie van het communisme waarin Ansoff opgroeide. Ansoff probeert de turbulentie uit de omgeving van bedrijven te temmen en te elimineren. Dat zal helaas nooit lukken. Verandering is eerder een constante. Volgelingen van Ansoff zagen strategie als het verheven domein van het topmanagement, de rest was louter operationeel management. Dat is een beeld dat door Henry Mintzberg al is rechtgezet in zijn onderzoek naar wat (top)managers nou eigenlijk heel de dag doen. En wat heeft strategie de bedrijven allemaal
gebracht? Portfolio matrix van de Boston Consulting Group Een instrument dat in vrijwel geen
managementopleiding ontbreekt is de BCG-matrix. U kent hem waarschijnlijk wel.
Dat kwadrant met de Cash Cows, Stars, Question Marks en Dogs. Voor wie de
BCG-matrix niets zegt, kijk op: http://nl.wikipedia.org/wiki/BCG-matrix.
Porter Een andere strategisch theoreticus is Michael Porter. Eigenlijk komt het er bij Porter altijd op neer dat hij in het streven naar duurzaam concurrentievoordeel posities zoekt waar weinig concurrentie is. Zijn ideeën komen neer op het vermijden van volwassen markten met concurrentie. In een monopolie kan bovenmatig winst worden gemaakt. Voor de meeste bedrijven is dat een lonkend (lees ook: Wat als monopolies niet worden bestreden? Porter's werk is nuttig om te begrijpen hoe
markten werken en om te leren waarom bepaalde sectoren in bepaalde landen het
bovenmatig goed doen. Als richtinggevend kader heb je er weinig aan. Porter verklaart het verleden. De toekomst voorspellen kunnen zijn boeken niet. Porter's ideeën komen neer op het voorkomen van concurrentienadeel. Maar, dat is niets nieuws. De dingen goed doen, geen fouten maken, goede mensen zoeken en vasthouden, zwak presterende producten of diensten afstoten, het is allemaal managerial handelen en kan gezien worden als het voorkomen van een nadeel ten opzichte van concurrenten. Maar om dat te doen heb je geen dikke boeken nodig. Dat doen heet "je gezond verstand gebruiken". En ja, voor Hamel en Prahalad geldt hetzelfde. De bedrijven die zij als besten voordroegen bleken enige tijd later vrijwel allemaal aanfluitingen. En ach, niet lang voor Enron op de fles ging, riep Hamel dat bedrijf uit tot de "innovatiefste onderneming" van de USA. Hmm, over een gebrek aan voorspellende waarde gesproken. Excellentie Peters & Waterman (maar ook Collins en Covey) zijn vertegenwoordigers van de excellentiemethodiek. Zij kijken welke bedrijven excellent presteren, zoeken naar overeenkomsten en bepalen die overeenkomsten tot zaligmakend principe. Maar, zijn er wellicht ook bedrijven met dezelfde overeenkomsten die het helemaal niet zo goed deden? Zijn er bedrijven die deze overeenkomsten niet delen, maar desondanks excellent presteren? Vragen die onbeantwoord blijven. Omdat er geen sprake is van een controlegroep, zijn de onderzoeken niet valide. De overeenkomende attributen hoeven bovendien helemaal niet causaal samen te hangen met excellentie. Sommige attributen kunnen zelfs een gevolg zijn van het feit dat die bedrijven excellent presteerden. Echt doelijk is dat enkele jaren na het verschijnen van In search of Excellence de helft van de genoemde excellente bedrijven in grote problemen verkeerde. Peters heeft later zelf toegegeven dat er geen excellente ondernemingen bestaan. Ook de excellentiemethodiek levert weinig op. Samenvattend Hoe kan je de conclusies van Stewarts boek beter samenvatten dan met een citaat. De theorieën die de goeroes bieden kunnen alles verklaren en niets voorspellen aangezien het hierbij helemaal niet om theorieën gaat. Het boek is een voorbeeld van helder degelijk denkwerk. Iets waar de auteurs die onderwerp zijn van Stewart's betoog minder van verdacht kunnen worden. Ik ben na lezing van dit boek minder enthousiast over boeken die ik eerder las en in dit weblog besprak. De waarde van veel van die boeken is, zo maakt Stewart duidelijk, verklarend van aard. Ze hebben echter geen voorspellende waarde, ook al beweren veel auteurs dat zelf wel, of suggereren ze dat op zijn minst. Iedereen die managementboeken leest zou dit boek zeker ook moeten lezen. Dat veel modellen en technieken uit de managementtheorie weinig waarde hebben wist ik al uit de praktijk. Stewart toont ook nog eens de wetenschappelijke onjuistheid ervan aan. Een "must read". Als religie opium van het volk is, zoals Marx beweerde, moet de managementtheorie wellicht gelden als een soort amfetamine. Ze veroorzaakt agitatie en hyperactiviteit. Ze heeft echter het ongelukkige neveneffect mensen het gevoel te geven veel efficiënter te zijn dan ze in werkelijkheid zijn. De gebruikte citaten komen uit het besproken boek. Berkel en Rodenrijs, 13 mei 2013Stewart, Matthew, De managementmythe. Lees ook: |
dat kan via: Peter
blogt ook of via: of: Leiderschap Projectmanagementsite Index Bouwen
|
Copyright © 2001- 2015 Peter Markensteijn. Alle
rechten voorbehouden/All rights reserved. |