Intuïtie is krachtig, heeft evolutionaire gronden en kent ook zijn beperkingen. In “De kracht van je intuïtie” komt dit allemaal aan de orde.
Gigerenzer stelt dat intuïtie werkt op basis van eenvoudige vuistregels, instincten, die gebruik maken van ons brein dat op basis van evolutie is gevormd tot wat het nu is. Hij geeft ook een mooie “definitie” van intuïtitie.
De intelligentie van het onbewuste bestaat daarin dat we, zonder erover na te hoeven denken, weten welke regel in welke omstandigheid zou kunnen werken.
Hierna een aantal bevindingen van de auteur.
De tegenkant van intuïtie is rationaliteit. We hebben de neiging rationaliteit een hogere waarde te geven dan intuïtie. Op basis daarvan denken we dat meer informatie altijd beter is, met meer informatie moet je immers tot betere besluiten kunnen komen. Nou, dat valt tegen.
Soms kunnen we juist betere voorspellingen doen als we minder weten, professionals presteren beter wanneer ze onbewust “hun ding doen”. Wanneer ze erbij gaan nadenken, dan gaat het slechter. Hoe meer keuze we als consument hebben, hoe minder we kopen. Meer informatie kan soms tot grote problemen leiden. Het voert te ver om hierbij alles toe te lichten. In het boek wordt het uitgebreid behandeld.
Wij mensen handelen juist vaak heel adequaat met beperkte informatie. Ons brein vult aan wat we zien en op basis van vuistregels reageren we daarop. Intuïtieve ingevingen zijn “intelligent” omdat ze in allerlei omstandigheden, in verschillende omgevingen, de juiste vuistregel kiezen op basis waarvan wij handelen. Goede intuïties negeren juist ook informatie, met name in een onzekere omgeving.
Economen gaan er doorgaans vanuit dat wij handelen op basis van een optimale strategie. Op basis van het voorgaande mag duidelijk zijn dat dit helemaal niet zo is. Daarnaast is het ook al onlogisch omdat het veronderstelt dat er een optimale oplossing bestaat en dat wij die kunnen vinden, dat we weten welke strategie daarbij past.
Dat wij vaak beter in staat zijn tot het doen van voorspellingen met minder informatie noemt Gigerenzer het “Minder is meer-effect”. Dit effect heeft hij ontdekt toen hij twee groepen studenten vragen liet beantwoorden. Makkelijke en moeilijke. Steeds werd gevraagd van twee steden aan te geven welke de grootste was qua inwoneraantal. Het waren Duitse studenten. De makkelijke vragen gingen over 75 Duitse steden, de moeilijke over Amerikaanse steden. Juist de moeilijke vragen werden het beste beantwoord! Dat was een verrassing. Tot de onderzoekers beseften dat de Duitse studenten zo weinig van de Amerikaanse steden wisten dat ze op basis van herkenning kozen. Hadden ze wel eens van een stad gehoord dan zou die wel groter zijn dan de andere stad die ze niet kenden. Voor de Duitse steden konden ze niet op dit simpele mechanisme (de herkenningsheuristiek) vertrouwen. En dat leidde tot slechtere resultaten.
Gigerenzer geeft in het boek nog meer voorbeelden waarbij mensen die minder van iets wisten, zoals over sport, op basis van deze herkenningsheuristiek tot betere voorspellingen over bijvoorbeeld de winnaar van een toernooi kwamen dan de kenners.
Bij het maken van keuzes wordt vaak veronderstelt dat mensen lijstjes maken (of zouden moeten maken) met alle elementen die ze belangrijk vinden. Zo blijkt het echter niet te werken. Mensen hebben wel degelijk zulke elementen in hun hoofd, maar kiezen vooral op “de beste”. En dat betreft doorgaans slechts één van die belangrijke elementen. Het gebruiken van één goede reden is veel adequater.
Zo zijn complexe informatie en analyse meestal heel bruikbaar om het verleden te verklaren, maar ongeschikt om de toekomst te voorspellen.
Sommige intuïties en vuistregels hebben een moreel karakter. Binnen een familie of een gemeenschap leren mensen aan hoe ze zich moeten gedragen, wat er in die groep belangrijk wordt gevonden. Als je niet doet wat de meerderheid doet, dan sta je buiten de groep. Dat is niet fijn, het was evolutionair ook niet bevorderlijk voor je overlevingskansen. Dus is het logisch dat mensen de moraal (of: cultuur) van hun omgeving overnemen. Gedrag en ideeën maken we ons dus eigen door imitatie.
Ethische systemen, religies worden ook op deze wijze verankerd in groepen. Morele intuïties zijn hierdoor voor het individu vaak zeer vanzelfsprekend. Daarmee is nog niet gezegd dat het gelijk universele waarden betreft. De vanzelfsprekendheid is immers aan een groep in een bepaalde periode gebonden en kan voor een andere groep verwerpelijk zijn.
Zoals Gigerenzer zegt, je kan niet om intuïties heen. Door intuïties kan je rekenen op “de vaardigheid om zonder nadenken te weten op welke regel je in welke situatie kunt vertrouwen”. Intuïties zijn soms superieur aan “geraffineerde redeneermethoden en rekenkundige strategieën”. Maar ze kunnen ook in reclame en propaganda worden gebruikt om ons “op een dwaalspoor” te brengen.
Een zeer lezenswaardig boek.
Citaten uit “De kracht van je intuïtie”.