In mijn artikel ´Bezieling en leiderschap´[i] heb ik onderzocht welk belang bezieling heeft voor leiderschap. Medewerkers in allerlei soorten bedrijven doen hun job. Het door het bedrijf geproduceerde eindproduct is doorgaans zo triviaal dat de bezieling niet in dat product gelegd kan worden.
Ik ben daardoor tot de volgende conclusies gekomen: de bezieling ligt niet in het concrete resultaat van het werk, niet in het product op zichzelf. De bezieling ligt in het bereiken van dat resultaat. De bezieling ligt in de kwaliteit van de taakvervulling, niet in de kwaliteit van het daaruit voortkomende product.

We trokken de volgende conclusies:

  • Onze bezieling ligt besloten in de wijze waarop wij onze taken vervullen;
  • Onze bezieling staat los van ons eigen kwaliteitsoordeel over het eindproduct.

Uit dit duo is een derde conclusie te trekken, namelijk:

  • Doordat eindproduct en bezieling los van elkaar staan is de mens in staat afschuwelijke producten te produceren.

Dit brengt ons bij het morele dilemma dat in dit artikel nader wordt uitgewerkt. In een nadere beschouwing worden de fenomenen bezieling, producten en moraliteit onderzocht. In de conclusies wordt bekeken wat dit voor het leiderschap betekent.

Bezieling, producten en moraliteit

Mensen leggen hun bezieling vooral in de manier waarop zij hun taken vervullen. In veel mindere mate leggen zij bezieling in het eindproduct.
Er zijn natuurlijk beroepen waarin beiden in hoge mate samenvallen. Het is bijvoorbeeld niet goed voorstelbaar dat een kunstenaar geen bezieling in zijn kunstwerken zou stoppen. Hetzelfde geldt voor doktoren en anderen waarbij het “product” ontstaat in rechtstreeks contact met de patiënt en waarbij de kwaliteit van het eindproduct bepaald wordt door de wijze waarop de beroepsbeoefenaar dat contact onderhoudt. De term "product" voor de eindresultaten van het werk van deze beroepsgroepen is in mijn ogen erg krampachtig. Als we hun activiteiten niet als product benoemen vallen ze om terminologische redenen al enigszins buiten de scope van dit stuk. De belangrijkste reden om hen in dit artikel niet in beschouwing te nemen is echter dat het hier vooral om groepen gaat die geen leiding krijgen of zelfs maar blieven. Zij zijn daarmee voor dit artikel, hoe sneu dat ook is, niet relevant.

De morele component van producten

De kwaliteit van het eindproduct staat dus voor de te beschouwen groepen los van bezieling. Doordat eindproduct en bezieling los van elkaar staan is een mens in staat mee te werken aan de realisatie van producten die hij zelf nooit zou kopen.
Waar de bezieling ligt in de wijze waarop mensen hun werk verrichten en waar bepaalde definities van kwaliteit los staan van omschrijvingen van het eindproduct wordt de kwaliteit van het eindproduct een irrelevant gegeven. Iemand kan al zijn energie en creativiteit stoppen in het verkopen van een drankje, terwijl hij het spul zelf niet lust.
Hier komt een ethische component om de hoek gekropen. Is het erg dat je een product verkoopt dat je zelf nooit zou willen kopen? Bij allerlei alledaagse producten heb ik de neiging om hier volmondig “nee” op te zeggen, “nee, dat is niet erg.” Maar wanneer het product niet alledaags is, neem een wapen, hoe ligt dat dan? Hoewel ik voor mijzelf in de wapenhandel geen plaats zie neig ik ernaar ook hier in eerste instantie “nee” te zeggen. De geschiedenis heeft uitgewezen dat wapens een noodzakelijk kwaad zijn. Wapens zijn een middel om de zwakkere tegen de sterkere te beschermen, een middel om een wijze van samenleven die wij voor goed houden te verdedigen. Wapens zijn nodig. Het ontwikkelen, maken en verhandelen van wapens kan daarom niet absoluut immoreel zijn. Maar, als de wapens worden gemaakt en verkocht aan partijen die zwakkeren er juist hard mee onderdrukken, die wapens inzetten tegen weerlozen of om gewaardeerde democratieën te gronde te richten? Daar ligt een grens. Waar een ieder deze grens legt zal verschillen, maar er is een grens.
Aan producten, en dus aan het eindresultaat van ieders activiteiten, zit een morele component.

Legitimiteit en doel

Het zijn de leiders die een doel legitimiteit verschaffen. Leiders zoeken legitimiteit. Als hun doelen legitimiteit ontberen, dan ontberen ook zijzelf legitimiteit. Elias Canetti zegt in Masse und Macht: “Ob man in Wirklichtkeit selber der Angreifer is onder nicht, immer wird man die Fiktion zu schaffen suchen, dass man bedroht wird.”[ii]

Het is mogelijk een vijand te schilderen in groepen mensen die nooit vijand waren. Ik moord, de ander heeft het gedaan. Mij treft geen blaam, ik ben onschuldig. Ik moest me wel verdedigen. Mijn aanval is geen aanval, maar een verdediging. Mijn verdediging is legitiem. Ik ben legitiem, want ik verdedig “ons”.
Allemaal drogredeneringen, maar effectieve. De mens is het meest rationele wezen dat er bestaat, maar massa´s zijn zelden op rationele overwegingen te betrappen. Voor de massa zijn drogredenen voldoende om tot tomeloze daden te komen.

Als het doel door de leider is gesteld wordt de morele scheidslijn ver opgerekt. Heel gewone mensen zijn in staat “grootse” daden te verrichten. Juist de brave, gezagsgetrouwe huisvaders zijn dan de raderen die het onvoorstelbare in werking zetten. In de zwartste dagen van de mensheid werden er in een land in oorlog ongelooflijk veel mensen en middelen ingezet om de interne “vijand” te bestrijden. En hoe! De massavernietiging van de joden in Nazi-Duitsland kent zijn gelijke niet. Uit alle uithoeken van Europa deden tallozen hun best de treinen te laten rijden. Er werden complete steden opgebouwd met houten barakken als bouwblokken. Er werden ingenieuze systemen bedacht om zoveel mogelijk mensen in zo kort mogelijke tijd om het leven te brengen. Op allerlei manieren werden mensen gedood. Zonder kogels te verspillen. Die waren nodig aan het front. De douches van Auschwitz vormden de zieke kroon op het werk. Met Zyklon-B werden mensen niet gedoucht, maar vergast.
Aan alles was gedacht. Paniek kostte tijd, en dat deed de productie geen goed. Paniek moest worden voorkomen. Niet uit humane overwegingen, maar omdat het niet paste binnen het doel.

Om cynisch van te worden. Inderdaad, zware paragrafen voor een artikel over leiderschap. Waarom dan toch in dit stuk opgenomen? Het antwoord volgt.

Arbeidsmotivatie en immorele doelen

Mensen kunnen bevrediging halen uit hun werk, ook als dat werk een volslagen immoreel doel dient. De daders worden steevast als beesten en onmensen of erger (kan dat?) afgeschilderd. Onterecht. Het waren mensen uit ons midden. Hele gewone mensen. Het eindresultaat was in hun ogen legitiem, er is slechts een minimale legitimiteit nodig om mensen te overtuigen, helaas. Daders als beesten afschilderen is bevredigend. Het onvoorstelbare wordt er enigszins mee gecompenseerd, misschien? Maar het brengt ons niet dichter bij begrip. Het bagatelliseert zelfs het kwaad enigszins. Kan je van een onmens anders verwachten dan onmenselijk gedrag?
Het waren gewone mensen. Mensen die hun arbeidsmotivatie vonden in het werk, die daar alle eer in legden. De meeste mensen zouden meegewerkt hebben.

Moraliteit en leiderschap

Canetti stelt: “Der “freie” Mensch ist nur der, der es verstanden hat, Befehlen auszuweichen, und nicht jener, der sich erst nachträglich von ihnen befreit.”[iii]
Canetti legt hiermee de bal bij de medewerker. Die moet vrij genoeg zijn om onheil te voorkomen. De leidinggevenden zijn doorgaans beter opgeleid en zouden zich ook rationeler moeten gedragen. Daardoor ligt er een zware verantwoordelijkheid bij hen.
Dat is ook de reden waarom ik de voorgaande passages heb opgenomen. Ik besef dat die tekst het extreme behandelt. Er is echter geen reden om aan te nemen, dat het bij het minder extreme anders gaat. Integendeel, over Auschwitz is het achteraf gemakkelijk oordelen. Auschwitz was fout, fout, fout. Daar ligt geen ethisch vraagstuk meer. Vanuit onze luie stoel kunnen we een helder oordeel vellen. Juist omdat het extreem ligt. Bij alledaagse zaken ligt dat anders. Medewerkers kunnen “goed” of “fout” vaak nauwelijks beoordelen. Leidinggevenden misschien iets meer.
Leiders moeten weten dat zij door hun kracht ook zaken los kunnen maken die over de schreef gaan. Bij die leiders ligt een zware ethische verantwoordelijkheid. Het zijn vooral de leiders die het in hun
macht(!) hebben om doelen te stellen en eindproducten te kiezen, te realiseren en te verkopen. Zij hebben het in hun macht, zij kunnen het ook voorkomen. Zij maken de keuze. En daarom zijn het de leiders van wie een sterk ethisch bewustzijn moet worden geëist.
Een leider is leider omdat hij over bijzondere vaardigheden beschikt. Hij is in staat doelen legitimiteit te verschaffen. Hij kan mensen motiveren hun werk zo te verrichten dat zijn doelen realiseerbaar worden. Hij maakt de keuze, hij bepaalt het verloop. Hij is verantwoordelijk. Ook ethisch!

Succes en kwaliteit

Ethiek en esthetiek zijn vaak analoog te behandelen. Omdat de kwaliteit van het eindproduct los staat van de bezieling kunnen mensen vol bezieling waardeloze producten verkopen. In de populaire muziekindustrie wordt bijvoorbeeld veel bloedarmoede succesrijk verkocht. Volstrekt onoriginele, fantasieloze en slecht uitgevoerde nummers kunnen met een goede marketing uitstekend worden verkocht. Er is sprake van verpulpisering. Succes is volstrekt los komen te staan van kwaliteit. En toch kan een succesvol product niet volledig alle kwaliteit worden ontzegd.
Bezieling ligt meer in de te verrichten activiteiten dan in het eindproduct. Daar schuilt een ethische vraagstuk achter. Mensen zijn in staat vreselijke producten te maken. Mijn constatering dat bij mensen bezieling voor het eindproduct ontbreekt, roept een ethische vraag op. Mag iemand aan een product werken waar hij geen bezieling voor voelt?
Eerder concludeerde ik dat het niet erg is aan een product te werken waarvoor je zelf geen bezieling ervaart. Het vormt ook welhaast een onmogelijke droom dat iedereen zou mogen werken aan producten die hem bezielen. Met dat criterium voor een job zouden vrijwel alle Nederlanders werkloos zijn. Een schrale troost wellicht, maar voor velen is het werken aan producten waar zijzelf geen bezieling voor op kunnen brengen de dagelijkse werkelijkheid.
Toch mag je verwachten dat mensen een kwaliteitsgrens trekken.
Ook van leiders mag je verwachten dat zij een kwaliteitsgrens trekken. Of spreek ik hiermee een archaïsch wensbeeld uit. Moet ik hier op mijn eigen woorden terugkeren. Moet ik stellen dat succes ook een vorm van kwaliteit is en het daarbij laten?

Bergschenhoek, mei - juli 2001 

Volgend artikel

 

[i] Markensteijn, P.H., Bezieling en leiderschap, mei 2001

[ii] Canetti, E., Masse und Macht, Fischer, 1981

[iii]Canetti, E., Masse und Macht, Fischer, 1981