Eens was ik ingehuurd bij een gemeente en zat ik in een sollicitatiecommissie. Eén van de kandidaten gaf als voornaamste reden om bij die gemeente te willen werken aan dat hij het rustiger aan wilde gaan doen.
Oké, hij werkte bij een aannemer en daar heerst vaak nog steeds een moraal van veel uren maken. De salarissen zijn daar ook wel naar, maar, ja, veel uren maken, dan doe je het goed.
De sollicitant bedoelde dan ook dat hij niet meer zoveel uren wilde maken. Het is hem gegund. Een gezonde leef-werkbalans is tenslotte iets wat we allemaal zouden moeten nastreven. Waarbij voor sommigen veel uren maken binnen die balans past, maar bij een groter aantal anderen niet.
Maar, de sollicitant scoorde niet met zijn motivatie. Het rustiger aan willen doen kwam namelijk over als een gebrek aan respect voor de functie waar hij naar solliciteerde en voor het ambtenaarschap in het algemeen.

Ik heb in verschillende keukens kunnen kijken in mijn werkzame leven, en geloof me, in elke organisatie zijn er mensen die de kantjes ervan af lopen. Zowel bij private als bij overheidspartijen. Maar elke organisatie bestaat voor het grootste deel uit mensen die hard werken. Die staan voor hun taak, die verantwoordelijkheid nemen en die dat doen in een werkomgeving waarin van rust weinig sprake is. Sterker nog: vrijwel alle banen kennen hun eigen hectiek (lees: “Onzekerheid, vrijheid en hoop”). Of dat nu bij de overheid is of in het bedrijfsleven.

Maar voor mensen die nooit bij de overheid hebben gewerkt overheerst het beeld van de trage, luie, bureaucratische ambtenaar. Een ambtenarengrap is gauw gemaakt. Recht aan de werkelijkheid doen die grappen echter niet.

Ook het over één kam scheren van alle ambtenaren is tamelijk kortzichtig. Een participatiemedewerker bij een gemeente kreeg in een gesprekje met een burger, over iets dat totaal buiten haar functie lag, toegebeten: “Dat is toch jouw werk!”
Alsof een ambtenaar een soort algemene universele functie is waarin iemand alles moet kunnen regelen. Nou, de werkelijkheid is daar iets te complex voor. Iedere ambtenaar heeft zijn eigen vakgebied en domein en zijn eigen vakmatige kennis en ervaring.

Een ander misverstand is dat ambtelijke organisaties per definitie bureaucratisch zijn. En ja, een zekere mate van bureaucratie is altijd wel aanwezig. Al is het maar om willekeur te voorkomen (lees: “Laveren tussen willekeur en bureaucratie”). Maar eenzelfde niveau van bureaucratie kom je in het bedrijfsleven even sterk tegen.
Ik heb kort voor een overmatig bureaucratische overheidsorganisatie gewerkt. Kort, maar eigenlijk wellicht nog te lang. Want daar paste ik niet. Ik was een van degenen die de daar heersende bureaucratie niet normaal vond en probeerde daar ook wat aan te doen. Er waren daar ook verschillende mensen uit het bedrijfsleven aangetrokken. En juist zij aanvaarden die bureaucratie als een gegeven. Met de woorden van een van hen: “ja, dat is nou eenmaal zo bij de overheid.”
Niet dus. En zeker niet in die mate.

Kortom, dé overheid bestaat niet en dé ambtenaar ook niet. De overheid is vaak veel soepeler dan mensen denken en de overheid kan ook nog veel soepeler worden dan sommige mensen denken.