Een sterke cultuur heeft een positief effect op het functioneren van een organisatie in een stabiele omgeving. Die kracht wordt een nadeel zodra de omgeving de organisatie tot veranderingen dwingt.
Tegenwoordig wordt veel gepleit voor meer diversiteit in organisaties. Dus evenwicht tussen het aantal mannen en vrouwen, mensen met onder andere verschillende culturele, geografische en religieuze en opleidingsachtergronden. Die diversiteit moet bijdragen aan beter presteren in een wereld waarin verandering een constante is. Door de diversiteit kan er verschillend, beweeglijk en flexibel op verandering worden ingespeeld.
Dat een organisatie die veel diversiteit herbergt ook een herkenbare organisatiecultuur kan hebben is volgens mij niet echt discutabel.
Maar, volgens mij is het wel waarschijnlijk dat de sterkte van een cultuur recht evenredig is met de homogeniteit van die cultuur. Ofwel: een organisatie met alleen maar hoog opgeleide, witte mannen zal een sterkere cultuur kennen dan een meer diverse organisatie. En: hoe groter de diversiteit in een organisatie, hoe minder sterk de cultuur zal zijn.
Dat leidt tot een opvallende conclusie.
Een pleidooi om beter in te kunnen spelen op een veranderlijke wereld, leidt tot een pleidooi voor meer diversiteit.
Meer diversiteit leidt tot een minder sterke cultuur.
Het pleidooi voor meer diversiteit is daarmee impliciet een pleidooi voor een minder sterke cultuur.
Op zich niet vreemd. De wereld is zo veranderlijk dat een te sterke cultuur het presteren negatief beïnvloedt. Of veel mensen zich hier bewust van zijn, dat is maar de vraag.
Een gedachte die dan wel bij mij opkomt is de volgende.
Als we concluderen dat we eigenlijk geen sterke culturen meer willen, waarom dan zoveel aandacht voor organisatiecultuur. Misschien is het dan juist beter om er niet te veel aandacht aan te besteden. Het is dan helemaal niet wijs om te gaan bedenken wat de gewenste cultuur is. Want, als je die gaat nastreven en bekrachtigen dan maak je die cultuur wellicht te sterk!