Ik zou niet weten waarom het ene projectplan op het andere moet lijken. Projecten zijn immers uniek. Toch hoor ik heel vaak dat het raar is dat er zoveel verschillende “formats” voor projectplannen worden gebruikt binnen één organisatie. En je ziet de effecten van dergelijke gedachten terug binnen organisaties. Voor allerlei regelmatig gebruikte soorten documenten worden formats ontwikkeld. Niet alleen voor projectplannen, maar voor allerlei dingen.
Mij helpt het niet echt. Moet je een verplicht format gebruiken dan moet je je ook schikken in de denk- en werkwijze van de bedenker. Je moet wat jij bedenkt en wilt vastleggen binnen een stramien persen wat vaak helemaal niet past bij jouw specifieke onderwerp.
Ik voel vaak de energie uit me wegvloeien als ik met een format moet werken dat ik eigenlijk niet passend, onprettig of zelfs onzinnig vind.
Er is de laatste decennia veel aandacht voor het begrip flow en voor flow in het werk (lees: Bezieling en leiderschap). Wanneer iemand werkt in een staat van flow, dan functioneert hij op zijn best.
Het werken met formats die voor mij niet passen kost mij energie, ik werk er met tegenzin aan. Het veroorzaakt, laat ik het maar zo noemen, antiflow. Ik durf de stelling wel aan dat iemand die in antiflow werkt ook op zijn slechtst functioneert.
En dat is wat ik mee wil geven aan al die mensen die menen dat het raar is dat er (te) veel verschillende “formats” worden gebruikt in hun organisatie. Eigenlijk is mijn boodschap: wees er blij om. De kans op flow is dan veel groter dan op antiflow.
En, o ja, meen je voor de ISO-certificering toch formats te moeten hanteren, maak ze niet verplichtend, maar biedt ze ter ondersteuning aan en laat aanpassen vrij (lees: Projecten en kwaliteitsborging).