Het ene probleem is het andere niet. Dat wisten vakmensen altijd al. En die vakmensen wisten ook altijd al dat zij voor verschillende problemen, verschillende oplossingen in moesten zetten. De vakman beschikte over een hoeveelheid gereedschap die hem in staat stelde om verschillende problemen te lijf te gaan. Dat gold voor de timmerman, de automonteur, de loodgieter, de tuinman, de fietsenmaker en voor nog vele andere vakmensen. En dat geldt voor hen nog steeds.
Maar dat geldt niet alleen voor die beroepen, niet alleen voor hen die met de handen werken. Het geld ook voor kenniswerkers. Hoe meer ervaring een kenniswerker heeft, hoe meer oplossingen hij kent voor verschillende problemen.
Het gekke is dat we zien dat in vele beroepsgroepen niet de doeners vakmensen mogen bepalen welk gereedschap, welke oplossing zij inzetten. Nee, het zijn de bazen en hun staf die dat doen. Procedures, protocollen, formats en de bijbehorende verantwoordingsdwang leiden ertoe dat kenniswerkers in een keurslijf worden gedwongen dat niet altijd past. Nee sterker, dat keurslijf bestaat uit voorgeschreven generieke oplossingen waarmee een verscheidenheid aan problemen te lijf moet worden gegaan en dat wringt. Want hoe groter de verscheidenheid aan problemen, hoe minder vaak het keurslijf de oplossing biedt die past bij een specifiek probleem. Kortom, een keurslijf past slechts zelden bij een specifiek probleem of opgave. En dat frustreert de vakman/kenniswerker die ziet dat hij niet voor de beste oplossing kan gaan.
Tijd voor een stelling.
Generieke oplossingen voor specifieke problemen leiden zelden tot een optimum. En als ze dat wel bereiken, dan is dat toeval.
Wanneer stoppen we eens met die onzin en laten we het kiezen van oplossingen voor problemen, het kiezen voor de aanpak van een opgave weer over aan de werkers die ervoor aan de bak staan en die er verstand van hebben?